1925
Op 28 augustus 1925 viel er rond het middaguur in een weiland van A. P. van der Weide aan de Serooskerkseweg, gemeente Ellemeet, een nagenoeg ronde meteoorsteen. De steen drong bijna loodrecht in de bodem tot een diepte van 15 cm. Ze werd er in vier stukken uitgehaald, die tezamen één kilo wogen.
Van der Weide zond ze naar prof. Van Everdingen te De Bilt, die op zijn beurt prof. dr. A. A. Nijland van de Utrechtse sterrenwacht raadpleegde. Deze laatste schreef in 1927 in het juni nummer van „,Hemel en Dampkring” het uitvoerige artikel “Een merkwaardige meteoorsteen”.
De foto toont vier stukken, het vijfde, dat onderweg ontstond, werd geheel voor onderzoek gebruikt.
W. L. van der Linde, hoofd van de school te Serooskerke, zorgde voor het opsturen van nog een steen, neergekomen bijna op hetzelfde moment in de buurt van Schelphoek. „De steen van Serooskerke”, 1½ kg. was evenals die van Ellemeet een zeldzame steenmeteoriet.
De laatste vondst van een steenmeteoriet, 2 juli 1843 was die van Blauwkapel (U). IJzermeteorieten komen daarentegen veel meer voor.
De opgezonden steen, s.g. 3, 4, werd door Nieuwenkamp te Utrecht onderzocht op scheikundige samenstelling. Ze week sterk af van de eerder onderzochte steenmeteorieten
Dit alles maakte deze steen, “De Ellemeet”, tot een merkwaardig object.